Enkele heffingen op de financiële sector

Naast de ’klassieke’ taksen en heffingen (vennootschapsbelasting, sociale bijdragen, niet-aftrekbare BTW,…) betaalt de sector nog een aantal bijzondere (hoge) heffingen:

  • de financial stability contribution of FSC is een heffing van de Nationale Bank van België om de stabiliteit van het financiële systeem mee te helpen garanderen. Ze wordt berekend op de totale passiva in de balans, uitgezonderd het kernkapitaal en de deposito’s. De heffing bedraagt 0,035%.
  • de jaarlijkse heffing op financiële instellingen, de zogenaamde abonnementstaks, wordt berekend op de ‘eligible deposits’, dat wil zeggen op alle spaardeposito’s die in aanmerking kunnen komen voor de depositogarantie (DGS) tot 100.000 EUR per spaarder en per bank. De abonnementstaks bedroeg 6 basispunten in 1996, maar hij is sinds 2007 tot 8 basispunten opgetrokken. Ook de beleggingsfondsen (beveks) en de tak-23-producten betalen abonnementstaks.
  • de heffing voor de depositogarantie (DGS) is de ‘verzekering' na premie die financiële instellingen betalen voor de depositogarantie tot 100.000 EUR die door de overheid verstrekt wordt. De DGS bestaat uit een recurrent gedeelte (dat altijd verschuldigd is) en een niet-recurrent deel (dat niet elk jaar terugkeert). Banken, maar ook tak-21 producten betalen DGS-bijdragen.
  • de loan-to-deposit tax werd ingevoerd in 2012. Hij heeft dezelfde belastbare basis als de abonnementstaks, maar de heffing varieert: naargelang de financiële instelling méér of minder kredieten heeft uitstaan in verhouding tot haar depositobasis, schommelt de heffing tussen de 3 en de 12 basispunten.

Naast de taksen ten laste van de financiële instellingen zijn er ook nog taksen of heffingen die door hun tussenkomst geheven worden. Denk maar aan de taksen op de financiële producten, of de belastingen die verband houden met de werkgelegenheid in de sector.